Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AV0253

Datum uitspraak2006-01-19
Datum gepubliceerd2006-01-25
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureVoorlopige voorziening
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200510544/2
Statusgepubliceerd
SectorVoorzitter


Indicatie

Bij besluit van 16 augustus 2005, kenmerk 7802, heeft verweerder besloten bestuursdwang toe te passen terzake van het tankstation [verzoeker A] wegens het niet voldoen aan de eisen van het Besluit tankstations milieubeheer en overtreding van artikel 8.1 van de Wet milieubeheer.


Uitspraak

200510544/2. Datum uitspraak: 19 januari 2006 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen: [verzoeker A] en [verzoeker B], gevestigd dan wel wonend te [plaats], en het college van burgemeester en wethouders van Berkelland, verweerder. 1.    Procesverloop Bij besluit van 16 augustus 2005, kenmerk 7802, heeft verweerder besloten bestuursdwang toe te passen terzake van het tankstation [verzoeker A] wegens het niet voldoen aan de eisen van het Besluit tankstations milieubeheer en overtreding van artikel 8.1 van de Wet milieubeheer. Bij besluit van 20 december 2005, verzonden op gelijke datum, heeft verweerder het hiertegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard. Tegen dit besluit hebben verzoekers bij brief van 28 december 2005, bij de Raad van State ingekomen per fax van gelijke datum, beroep ingesteld. Bij brief van dezelfde datum hebben verzoekers de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen Bij brief van 5 januari 2006 hebben verzoekers nadere gronden ingediend. Beide partijen hebben nadere stukken ingediend. De Voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 10 januari 2005, waar verweerder, vertegenwoordigd door mr. J.S.W. Lucassen, advocaat te Zutphen, en ing. L.J. Oude-Lenferink, ambtenaar van de gemeente, is verschenen. 2.    Overwegingen 2.1.    Het oordeel van de Voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure. 2.2.    In de voorlopige voorziening hangende bezwaar tegen het hiervoor genoemde besluit van 16 augustus 2005 (uitspraak 7 november 2005, no. 200508824/1) heeft de Voorzitter overwogen dat  uit hetgeen verzoekers hebben aangevoerd niet gebleken is van bijzondere omstandigheden op grond waarvan behoort te worden afgezien van handhaving.    In hetgeen tegen het besluit van 20 december 2005 is aangevoerd ziet de Voorzitter geen reden om daarover thans anders te denken. 2.3.    In de uitspraak van 7 november 2005 is verder vermeld dat ter zitting van 31 oktober 2005 is gebleken dat verzoekers een (nieuw) plan  van aanpak hebben opgesteld, gedateerd 27 oktober 2005, waarin wordt voorgesteld ter plaatse van het bestaande tankstation een geheel nieuw onbemand tankstation op te richten. Verzoekers hebben op genoemde zitting toegezegd eind november 2005 een financiële onderbouwing van bedoelde plannen in te dienen. Afgesproken is dat indien het plan financieel niet haalbaar is, de verkoop van diesel en benzine zal worden beëindigd. Indien het plan financieel haalbaar blijkt, zal zo snel mogelijk aan de eisen van het Besluit worden voldaan. Gelet op deze omstandigheden heeft de Voorzitter het besluit hangende bezwaar in de procedure met zaak no. 200508824/1 geschorst.    Ter zitting van 10 januari 2005 is gebleken dat op dat moment nog geen financiële onderbouwing van de bovenstaande verbouwingsplannen was overgelegd. Hetgeen verzoekers omtrent het nieuwe tankstation hebben aangevoerd rechtvaardigt derhalve evenmin een schorsing van het bestreden besluit. 2.4.    Verzoekers betogen dat verweerder het gelijkheidsbeginsel heeft geschonden en in strijd met het verbod van willekeur heeft gehandeld. Daartoe voeren zij aan dat verweerder minder strikt handhaaft in andere gevallen in de regio en dat verweerder de in deze procedure aangevoerde bezwaren te snel en onzorgvuldig heeft behandeld.    De Voorzitter acht onvoldoende aannemelijk gemaakt dat de door verzoekers aangehaalde gevallen gelijk zijn daar het niet gaat om de handhaving van de milieuvoorschriften van tankstations en ook de overige omstandigheden niet gelijk zijn. Nu verweerder binnen de door de Awb gestelde termijnen heeft beslist, ziet de Voorzitter dan ook geen reden om aan te nemen dat sprake is van schending van het gelijkheidsbeginsel of van handelen in strijd met het verbod van willekeur.   2.5.    Gezien het vorenstaande en in afweging van de betrokken belangen, wijst de Voorzitter het verzoek af.   2.6.     Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding. 3.    Beslissing De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State: wijst het verzoek af. Aldus vastgesteld door mr. W.C.E. Hammerstein-Schoonderwoerd, als Voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. drs. M.A.G. Stolker, ambtenaar van Staat. w.g. Hammerstein-Schoonderwoerd    w.g. Stolker Voorzitter    ambtenaar van Staat Uitgesproken in het openbaar op 19 januari 2006 157-484.